Het leven toont zich van zijn donkere kant aan Arie Ribbens. De 72-jarige zanger is getroffen door longkanker. „Maar we zijn hoopvol omdat we er op tijd bij waren”, vertelt echtgenote Cea, die het woord voert voor Arie. De zanger is, vlak na zijn eerste bestralingen, erg vermoeid. „Als Arie geen helse buikpijnen had gekregen, had hij de kerst waarschijnlijk niet gehaald.”
Cea vertelt: „We zaten begin mei op een vrijdagavond gezellig bij ons thuis met een oude vriendin van me en onze kinderen erbij. Na het eten kreeg Arie opeens last van zijn buik. Het werd zo ondraaglijk dat hij uiteindelijk met de ambulance moest worden afgevoerd. In het ziekenhuis maakten ze foto’s en kwamen ze erachter dat er iets mis was met zijn longen. Dat was een enorme klap.”
De echtgenote van de zanger, bekend van nummers als Polonaise Hollandaise en De Brabantse Nachten Zijn Lang, is openhartig: „Tegelijkertijd waren we blij, want Aries lichaam gaf een signaal af dat er iets mis was. Hierdoor werd de kanker in een vroeg stadium ontdekt. Daarbij komt dat de artsen er in Duitsland, waar we wonen, gelukkig geen gras over laten groeien. Arie kwam meteen in de medische molen terecht. Na zijn longen werden ook zijn maag, slokdarm en lymfeklieren meteen uitvoerig onderzocht.”
Ziekenhuis
Cea legt uit: „Om zeker te weten waar de kwaadaardige cellen precies zaten, heeft Arie in het Rheine ziekenhuis een scan gehad waarvoor hij werd ingespoten met een nucleaire vloeistof. De dag erna kregen we al de uitslag: alleen de longen waren aangetast. Arie werd meteen opgenomen in de Ostercappeln Klinik.”
Ze knikt: „Dat is inderdaad onvoorstelbaar snel. Helemaal in vergelijking met de verhalen die ik wel eens over de Nederlandse aanpak hoor. Bij jullie moeten mensen vaak veel langer op uitslagen wachten.” Een kleine zucht ontsnapt aan haar lippen. „Het is erg om te merken dat ze in Ostercappeln op dagelijkse basis patiënten moeten opereren. Je hoort zó vaak dat mensen kwaadaardige tumoren blijken te hebben…”
Arie ging in juni onder het mes. „Die ingreep is goed verlopen”, vervolgt Cea. „De instelling waar hij kwam te liggen, is gespecialiseerd in het behandelen van longkanker. Om zijn lichaam zo optimaal mogelijk te houden, heeft hij vijf keer een infuus met vitaminen gehad. Daarnaast krijgt hij preventief een serie van 28 bestralingen. Op 24 september staat de laatste behandeling gepland. Daarna wordt bekeken hoe het ervoor staat. We hopen natuurlijk met heel ons hart dat alles dan achter de rug is.”
Cea, die sinds zes jaar haar leven met Arie deelt, is even stil en zegt dan: „We zijn van het begin van onze relatie een twee-eenheid geweest. De laatste tijd zijn we nóg dichter naar elkaar toe gegroeid. We zeiden meteen tegen elkaar: ’Hier gaan we samen doorheen’.”
„Ten tijde van de ziekenhuisopname ben ik niet van de zijde van Arie geweken. Drie weken lang had ik intern een slaapkamer waardoor ik van ’s morgens half zeven tot ’s avonds half negen bij hem kon zijn. Dat was heel fijn omdat je elkaar juist in zo’n rotperiode keihard nodig hebt.”
Kaarsjes
Ze schudt haar hoofd: „Ik heb niet zo veel met het branden van kaarsjes, maar ik ben wel gelovig. Iedere avond vouw ik mijn handen en bid ik voor kracht en voor een goede afloop.”
De kleine dingen in het leven zijn voor Arie en Cea nog belangrijker geworden dan voorheen. „We zijn laatst weer opa en oma geworden van twee prachtige kleinzoons. Dat zijn zulke mooie momenten, die je nóg scherper ziet als het leven tegen zit. We zijn gek op onze kinderen en kleinkinderen en omringen ons zo veel mogelijk met hun positieve aanwezigheid.”
Positief
Bewonderend zegt Cea over haar man: „Ik heb zo veel respect voor de manier waarop Arie omgaat met de hele situatie. Hij blijft ondanks alles heel positief en zelfs opgewekt. Hij laat alles heel gelaten en gewillig over zich heen komen. En dat is volgens mij de beste manier.”
„Wat de toekomst brengt, kan niemand ons voorspellen”, besluit ze. „Eén ding weet ik wel: Arie en ik laten ons er niet onder krijgen. We zijn hoopvol en hebben groot vertrouwen in de artsen. En we plukken iedere dag. Sámen!”